Benutzer:CWKC/Engelandvaarder
Als Engelandvaarder (deutsch „Englandfahrer“) bezeichnet man in den Niederlanden eine Gruppe von Personen, die zur Zeit der Besetzung der Niederlande durch das Deutsche Reich während des Zweiten Weltkriegs aus dem besetzten Gebiet flüchteten, um sich in England den Kriegsanstrengungen der Alliierten anzuschließen. Der Begriff Engelandvaarder geht auf drei Männer zurück, die im Juli 1940 in einer etwa zwölf Fuß langen Jolle über die Nordsee nach England übersetzten, meint aber im weiteren Sinne auch alle Personen, die England auf anderem Wege erreichten, wie beispielsweise auf dem Luftweg oder über neutrale Länder wie die Schweiz, Portugal, Spanien oder Schweden.
Eine erhebliche Zahl Engelandvaarder verlor entweder auf dem gefährlichen Weg nach England ihr Leben oder geriet in Gefangenschaft. Während einige von ihnen hingerichtet wurden, wurden die meisten von ihnen in ein Konzentrationslager verbracht.
Definition
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]Die offizielle Definition eines Engelandvaarders, die durch das niederländische Nationaal Archief verwendet wird, lautet wie folgt: Vorlage:Zitat-nl Eine weitere Definition stammt von dem Schriftsteller Frank Visser, der einst selbst ein Engelandvaarder gewesen war: „Jemand, der während des Zweiten Weltkriegs sein oder ihr vom Feind besetztes Land gegen den Willen des Feindes verlassen und sich auf alliiertes Gebiet begeben hat, mit der Absicht, sich für die Dauer des Weltkriegs in den Dienst der alliierten Streitkräfte zu stellen und der diese Absicht unter Akzeptanz aller daraus folgender persönlicher Konsequenzen den Alliierten zur Kenntnis gebracht hat.“
Anzahl
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]Die genaue Anzahl Engelandvaarder kann nicht exakt bestimmt werden, da deren Ankunft nur fragmentarisch dokumentiert wurde, insbesondere wenn sie England auf indirektem Wege über ein Drittland erreichten. Historiker gehen jedoch heute davon aus, dass ihre Zahl bei etwa 1700 Personen lag, darunter mindestens 48 Frauen. Etwa 1000 von ihnen organisierten ihre Flucht aus den Niederlanden selbstständig, während die Überfahrt für den Rest meist durch Kontakte beim niederländischen Widerstand ermöglicht wurde.[1] Traten die Engelandvaarder nach ihrer Ankunft den Streitkräften bei, ist ihr Verbleib besser nachvollziehbar: 332 von ihnen traten der Armee bei, 118 gingen zur Luftwaffe, während sich 397 der Marine anschlossen. Des Weiteren ist der Beitritt von 176 Engelandvaardern zum Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger in Südostasien dokumentiert. 164 Personen schlossen sich der Handelsmarine an, während weitere 111 eine Ausbildung zum Geheimagenten durchliefen. 129 Personen arbeiteten schließlich für die Exilregierung in London.
Die Historikerin Agnes Dessing geht in ihrem Buch Tulpen Voor Wilhelmina: De geschiedenis van de Engelandvaarders davon aus, dass mindestens 783 Personen die Reise nach England nicht überlebten.
Gründe für die Überfahrt
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]Die Gründe für die Flucht nach England variierten stark, einige der von den Betroffenen genannten waren:
- Wille zur Teilnahme am aktiven Widerstand gegen die Deutschen Besatzer
- Flucht vor Verfolgung, insbesondere im Falle jüdischer Menschen
- Militärisches Pflichtgefühl, auch nach der Kapitulation den Kampf fortzusetzen
- Abenteuerlust
- Auftrag der Exilregierung, für einige Personen, die dieser als unverzichtbar galten
Routen
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]Um England zu erreichen, nutzten die Niederländer unterschiedlichste Wege, die direkte Möglichkeit einer Überfahrt über die Nordsee, nutzte auf Grund der hohen Risiken jedoch nur eine Minderheit. Eine größere Zahl folgte der Schwedischen oder der Schweizer Route, wieder andere reisten über Frankreich und die Pyrenäen nach Spanien.
Über die Nordsee
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]Für die versuchte Überfahrt über die Nordsee wurden je nach Verfügbarkeit die verschiedensten Schiffstypen genutzt. Soweit bekannt gab es insgesamt etwa 95 derartige Versuche, die von etwa 40 Ausgangspunkten gestartet wurden. Von diesen 95 sind 31 Versuche, unter Beteiligung von 204 Personen, darunter sieben Nicht-Niederländer, erfolgreich verlaufen. Bei den sieben Ausländern handelte es sich um drei überlebende Piloten abgeschossener alliierter Flugzeuge sowie vier Georgier, die in der Endphase des Krieges vor dem Georgier-Aufstand auf der Insel Texel geflohen waren. Beliebte Orte für den Start der Reise waren De Cocksdorp, IJmuiden, Noordwijk, Katwijk, Hoek van Holland, Scheveningen, die Hondsbossche Zeewering bei Petten, der Wassenaarse Slag bei Rijksdorp sowie die Mündungen der großen Flüsse Hollands und Zeelands. Frühe Versuche wurden meist mit zu großen Schiffen unternommen, was zu Strandungen auf Sandbänken oder Entdeckungen durch die Deutschen führte. Später verwendete, kleinere Schiffe benötigten Treibstoff, der im Vorfeld zumeist gestohlen werden musste, sowie starke Ruderer, um es durch die Brandung an der Küste zu schaffen. Wiederkehrende Probleme stellten Seekrankheit, Sonnenbrand und der Mangel an Proviant für die Überfahrt dar.
Op 16 maart 1941 vluchten de Scheveningse vissersjongens: Leen Bruin, Jacob Vrolijk, Henk Westerduin, Krijn Kleijn, Hugo van Roon, Marinus den Heijer en Jacob de Reus met de garnalenvlet Anna KW 96 naar Engeland. Allen namen dienst in de Koninklijke Marine en overleefden de oorlog. Marinus den Heijer trouwden in Engeland en woonde daar tot aan zijn overlijden op 9 december 2017.
Op 15 februari 1942 ging Jo Buizer in IJmuiden als verstekeling aan boord van de stoomtrawler IJM 118 Beatrice,[2] samen met Jan de Haas en Ab Homburg, voor wie het de tweede ontsnapping was. Op volle zee wisten ze onder dreiging van hun vuurwapens de schipper Machiel Grootveld[3] te overreden de steven naar Engeland te richten. Zij kwamen veilig in Engeland aan.[4][5]
Op 21 maart 1942 ging Johannes Frans Goedhart, broer van Gerrit Jan van Heuven Goedhart, samen met Max en Bernard Meijers, Frederick Spitz, Wilhelmus Blomme, Cornelis Grashoff, de Tsjechische professor Prof. J.L. Fischer, Mikta Baum en Carl Zellemeyer vanuit Biersum de oversteek wagen.
Vanaf het begin was de gehele operatie verraden door Henk Luyendijk, een NSB'er met contacten bij de Wehrmacht. Vlak voor vertrek werd de boerderij waar men was verzameld omsingeld door de Duitsers. Alleen Fischer wist zich te verstoppen in een lege aardappelkist in een donker gangetje en was daardoor in staat na de oorlog tegen Luyendijk te getuigen. Frederick Spitz was achtergebleven in Rotterdam.
Na een schertsproces werd over Jan Goedhart een dubbel doodvonnis uitgesproken in verband met zijn wapenbezit én het bezit van geheime informatie die hij naar Engeland wilde smokkelen. Ook Max en Bernard Meijers, Mikta Baum en Carl Zellermeyer, die van joodse huize waren, werden ter dood veroordeeld. De vijf Engelandvaarders werden 15 augustus 1942 gefusilleerd. Waar is tot op heden niet duidelijk. Er wordt gesproken over de Waalsdorpervlakte bij Den Haag, en het oefenterrein Crailo in de buurt van Laren/Blaricum (NH) Isaac Bravenboer die de boot had geleverd kwam 13 april 1943 om in het concentratiekamp Buchenwald.
Op 7 april 1942 vertrok de stoomlogger KW 134, Katwijk II, vanuit IJmuiden ter visserij. Voordien hadden, geheel onbekend aan de bemanning, een echtpaar - F. Nauta en E. Nauta-Moret - en zes mannen zich in een der ruimen verborgen.[6] Ook zij bereikten Engeland.
Op 29 augustus 1942 week de bemanning van de spionagelogger KW 110, vertrokken vanuit IJmuiden, met haar schip uit naar Engeland.[7][8] De bemanning bedreigde en overmeesterde de Duitsgezinde schipper Pieter Grootveld sr.[3] en de aan boord zijnde, door de Duitse Abwehr opgeleide vertrouwensman, Johannes A. Dijkstra. Het gekaapte schip bereikte het Engelse West Hartlepool.[9][10] Schipper Grootveld en de V-Mann Dijkstra werden voor de verdere duur van de oorlog geïnterneerd op het Britse eiland Man.[11]
In 2012 zijn Ben Stoel en Chiel van Bakel in een kano naar Engeland overgestoken, als eerbetoon aan de overtocht van de broers Peteri.
Südliche Route
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]De zuidelijke route ging via België en Frankrijk naar Spanje (sommigen trokken via Frankrijk of Duitsland naar Zwitserland en vandaar naar Spanje). Het was veiliger om via de zogenaamde “zuidroute” te gaan dan over het Kanaal, en er waren geen speciale spullen nodig zoals boten. Het grootste probleem was de grenscontrole. In het begin moesten er speciale papieren worden vervalst maar later kwamen er groepen die mensen over de grens smokkelden. Hier waren ook nadelen bij, zo kon de groep verraden worden door een van de medereizigers. Soms ging het mis wanneer de groep onderling Nederlands sprak in het bijzijn van onbekenden. Een ander probleem was dat sommige mensen geen woord Frans spraken of bijvoorbeeld niet over Frans geld beschikten. Een oplossing voor het gebrek aan kennis van de Franse taal was die van een jongen die in zijn paspoort had laten drukken dat hij doof was zodat er geen enkele Fransman tegen hem praatte. Een ander nadeel van de zuidroute was dat het zo lang duurde. Ook als je in Spanje aangekomen was duurde het soms nog maanden om over te vliegen naar Engeland. De kortste tijd was in vijf dagen naar Spanje en in drie maanden naar Engeland. Zo snel ging het echter zelden. Het gemiddelde was een jaar en drie maanden maar het kon ook oplopen tot twee jaar. Meestal werd er gebruikgemaakt van de trein. Hierbij kwam als probleem dat er veel werd gecontroleerd aan de grens. Er werd hiertegen veel creativiteit uitgeoefend. Er waren mensen die onder zakken aardappels gingen liggen. Anderen gingen in de wielbakken van treinen liggen. Ook waren er mensen die uitstapten bij de grens, langs corrupte douane de grens overstaken en dan weer in de trein stapten. Het moeilijkste punt om Europa door te komen was de grens tussen het bezette deel van Frankrijk en het niet bezette deel (Vichy-Frankrijk). De grens was een rivier en op elke brug stond een Duitse patrouille. Veel mensen zwommen naar Vichy-Frankrijk.
Als dat alles was gebeurd moest je nog Spanje binnen zien te komen. Voor Spanje had je een Spaans visum nodig en dit kon je alleen krijgen als je het visum van Frankrijk liet zien. Maar omdat het eerste allang verlopen was of omdat ze die nooit gehad hebben konden ze Spanje niet in komen. Een oplossing voor dit probleem was het maken van valse papieren. Als je deze papieren had moest je nog de Pyreneeën over. Dit werd meestal gedaan met 30 man en onder begeleiding van een gids die daar ook weer geld voor vroeg. De mensen moesten soms zelfs tot drie kilometer hoogte gaan, omdat het laaggelegen gedeelte van de Pyreneeën werd gecontroleerd door Duitse soldaten. In Spanje werden ze toch nog vaak opgepakt en in een kamp in Miranda de Ebro ondergebracht. Als ze in Spanje vrij waren konden ze ervoor kiezen om naar Gibraltar te gaan of naar het neutrale Portugal. Vanaf hier vertrok er een KLM-vlucht. Een overtocht per boot was ook mogelijk.
Über Schweden
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]Een andere manier om in Engeland te komen was om via Zweden te reizen. Dit was de veiligste route. De mensen die dit deden gingen met een schip naar Zweden. Maar als ze in Zweden kwamen duurde het nog lang om in Engeland te komen. Het vliegtuig vloog niet direct naar Engeland maar er moesten lange omwegen gemaakt worden. Een paar van deze routes waren via Moskou, Teheran, Bombay, Kaapstad en Canada naar Engeland. Of via Moskou, Wladiwostok, Japan en Canada. Dit kon slechts zolang de Sovjet-Unie neutraal bleef. In het begin van de oorlog viel het wel mee om een plekje te krijgen op zo’n schip, maar hoe langer de oorlog duurde, hoe beter de controle werd. Een tactiek van de Duitsers was om de schippers met hun gezin te bedreigen en hen wat aan te doen als ze Engelandvaarders aan boord hadden. Soms hadden mensen geluk als ze in Zweden aankwamen. Dit hadden ze als een Amerikaanse bommenwerper gestrande piloten kwam ophalen. Normale mensen kwamen hier echter nooit mee in aanraking, omdat de mensen die belangrijke informatie hadden voorrang kregen.
- De Scheveningse vissersjongens Adrie Pronk en Gerrit Bal zijn in 1942 via de Nederlandse consul in Norrköping met een vliegtuigje naar Engeland gevlucht. Beiden werden ingescheept op het Nederlandse fregat Hr. Ms. Johan Maurits van Nassau.
Het verhaal van Adrie Pronk is opgetekend in het boekje: Engelandvaarder Adrie Pronk, van vissersjongen tot marineman. ISBN 978-90-815442-1-4 (2010)
Durch die Luft
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]De snelste route was door de lucht. Het record staat op naam van 1e luitenant-vlieger T.H. Leegstra en Ir P.J.C. Vos (1903-1947). Beiden hadden in Zeist gevangen gezeten en moesten toen kiezen tussen de Duitse Arbeidsdienst of hun vroegere baan. Ze kozen om naar Fokker terug te keren. De fabriek van Fokker aan de Papaverweg was al door de Duitsers overgenomen. Leegstra was verantwoordelijk voor de landvliegtuigen bij Fokker. Piet Vos werkte op Schiphol en had als directielid veel contacten met de Duitsers.
In het weekend speelden ze golf op de toen tien jaar oude Amsterdamse Golf Club, daar vertelde Leegstra aan zijn vriend dat hij op 6 mei 1941 wilde vertrekken. Als Vos meewilde, moest hij regelen dat hij op Schiphol was. Samen kregen zij op 5 mei 1941 toestemming van de Duitsers om voor een testvlucht in een G.1, een jachtkruiser van Fokker, op te stijgen. De reguliere Duitse testpiloot Emil Meinecke zou in de andere G.1 meegaan. Ze deden wat stunts boven het IJsselmeer en toen Leegstra de kans kreeg vloog hij een wolk in en verdween naar Engeland. Meinecke raakte hem kwijt en dacht dat hij verongelukt was. De Duitsers zochten naar het verloren vliegtuig en verhoorde de familie van Leegstra, zonder resultaat.
De G.1 was met Duitse hakenkruisen beschilderd, wat bij de Engelse kust verwarring opleverde. Leegstra ontweek drie Hurricanes maar werd later vanaf de grond door hagel beschoten. Na hun landing werden Leegstra en Vos gearresteerd en naar de gevangenis in Lowestoft gebracht. Hun overtocht had slechts 40 minuten geduurd.
Op 6 mei 1941 werd door 2e luitenant-vlieger Govert Steen, Wijbert J. Lindeman (vliegtuigmonteur bij Fokker), Jhr Jan Beelaerts van Blokland en Boomsma een Fokker T.VIIIw watervliegtuig uit de Minervahaven gekaapt. Over de Hembrug verlieten zij de haven. Aan de Hollandse kust werden ze beschoten maar niet geraakt. Bij het naderen van de witte rotsen bij Dover werd de T.8 weer beschoten en wel geraakt. Ze landden zo snel mogelijk. Hun reis van 240 kilometer had 45 minuten geduurd. Bij het verlaten van hun vliegtuig zwaaiden zij met de Nederlandse vlag om vergissingen te voorkomen. Lindeman kreeg het Bronzen Kruis. Govert Steen werd vlieger bij het 129 Squadron Fighter Command en sneuvelde op 5 juni 1942 bij Octeville in Frankrijk. Beelaerts werd commandant van de Prinses Irene Brigade.
Andere Möglichkeiten
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]- Erik Hazelhoff Roelfzema en Peter Tazelaar hebben het geluk gehad te kunnen ontsnappen aan boord van de St Cerque, die in Rotterdam lag. Aan boord ontdekten ze Bram van der Stok, die zich ook had verstopt.
- Maarten Cieremans en Ewoud Doerrleben bereikten, net als Wim Hoogewerff, in 1944 Engeland door Italie waar zij na een voetreis door de oprukkende Amerikanen in Rome werden bevrijd en per Brits troepenschip van Napels naar Glasgow vervoerd.
Ankunft in England
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]De Britten wilden er heel erg zeker van zijn dat er geen spionnen het land in kwamen. Dus werd iedereen langdurig verhoord door de Britse geheime dienst, de MI5. Veel mensen verwachtten met gejuich te worden ontvangen, maar ze mochten geen contact hebben met de buitenwereld. Dit was voor velen een grote teleurstelling. Daarboven kwam ook nog dat alle bezittingen afgenomen werden en nauwkeurig werden gecontroleerd. Als dit alles erop zat begon het ondervragen pas echt. Dit gebeurde in hun eigen taal: het Nederlands dus. Ze werden ondervraagd over hun reis naar Engeland en dit werd gecheckt. Als dit niet naar tevredenheid werd beantwoord werden er vragen gesteld over details. Als iemand heel gemakkelijk in Engeland was gekomen, ontstond er al snel wantrouwen bij de ondervrager.
Als iemand gemakkelijk Engeland in was gekomen, maar door de controle was gekomen, werd hij daarna meestal toch gemeden door zijn landgenoten omdat er toch nog gedacht werd dat hij misschien een spion was. Sommige mensen hoefden deze procedure, die zeven dagen duurde, niet te ondergaan. Zij konden gelijk door. Dit waren mensen van wie de Britten al zeker wisten dat ze geen spionnen waren, onder meer neergestorte piloten en mensen met geheime informatie voor de Britse regering.
Nadat de Britse regering klaar was met de controle, kwam de Nederlandse regering hetzelfde doen. Zij was vooral geïnteresseerd in de foute Nederlanders en in het verzet in Nederland. Er waren drie mensen die als onbetrouwbaar werden gezien. Twee waren lid van de NSB. Zij mochten niet meer in militaire dienst of op een schip werken. De derde werd ervan verdacht dat hij een spion was en werd meteen geëxecuteerd.Vorlage:Bron?
De Engelandvaarders genoten groot respect bij koningin Wilhelmina en werden bij haar op bezoek uitgenodigd, aanvankelijk ieder apart, later in groepen. Koningin Wilhelmina schonk zelf de thee in en boog voor de Engelandvaarders. Dit laat nogmaals zien hoe zeer Wilhelmina hen respecteerde.
Veel Engelandvaarders waren militairen die na aankomst in Engeland zo spoedig mogelijk bij hun wapen werden ingedeeld. Voor de anderen waren er meer mogelijkheden. Degenen met de dienstplichtige leeftijd moesten dienst nemen in de Prinses Irene Brigade, die tevens werd ingezet bij de bevrijding van Nederland. Anderen werden opgenomen in het KNIL of werden anderszins ingezet voor de Nederlandse oorlogsvoering. Anderen werden ingelijfd bij het Bureau Inlichtingen (B.I.) of het Bureau Bijzondere Opdrachten (B.B.O.), de beide diensten die vrijwilligers als geheime agenten naar Nederland zonden.
Niet alle Engelandvaarders kwamen hier overigens voor in aanmerking. Er waren er velen die niet in aanmerking kwamen voor militaire dienst of actief inlichtingenwerk: zij werden afgekeurd vanwege hun leeftijd of om andere reden. Voor hen was er werk in de Engelse oorlogsindustrie of bij de Nederlandse regering in ballingschap, wat ook hen onmisbaar maakte voor de oorlogvoering.
De ondervraging werd gedaan door Oreste Pinto.
Erzielte Ergebnisse
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]De Engelandvaarders zijn niet voor niets naar Engeland gekomen. Ze wilden actief deelnemen aan de oorlog. De meeste gingen in militaire dienst. Sommige werden geplaatst in een departement door hun opleiding of hun achtergrond. Zij leverden een bijzondere dienst aan de geheime dienst. 108 van de Engelandvaarders werden gedropt in Nederland als geheim agent voor de Engels geheime dienst. De Engelandvaarders waren hier prima voor geschikt omdat ze Nederlanders waren en ze Nederland dus heel goed kenden. Veel van de Engelandvaarders werden ingezet bij de invasie van Normandië tijdens D-Day. Dit deden ze terwijl ze bij de Prinses Irene brigade in dienst waren. Ze hebben veel goed werk gedaan voor de bevrijding van Nederland en ze worden daarom nu nog geëerd.
Misserfolg durch Verrat
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]Het verraad van 12 Engelandvaarders op zondag 4 januari 1942 is door Agnes Dessing niet opgenomen in haar publicatie Mislukte pogingen, wellicht vanwege een algehele onbekendheid daarvan of door het ontbreken van details. Het ging om Albert Beek, Philip Beek, Jan de Brabander, Eddie Diamant, de broers Leo Fonteijn en Simon Fonteijn, Jan Willem de Korver, Albert Levy, Alexander Mazei, Siegfried Seemann, Simon van Wieringen en zijn vader Willem van Wieringen. Slechts twee hunner overleefden de concentratiekampen. Opmerkelijk is het gegeven dat deze twee jonge mannen, Jan de Brabander en Jan Willem de Korver, niet joods waren, wat echter niet wil zeggen dat zij daardoor overleefden. Ook zij hebben zwaar geleden.
De val werd opgezet door een verrader en dit met de hulp van twee Haagse politiemensen. Vader Van Wieringen had contact gezocht met Aalbert de Jong, een Scheveninger die getrouwd was met Käthe Weiss, een vroegere Duitse dienstbode van de later in Scheveningen woonachtige joodse familie Van Wieringen. De Jong werd de verrader door enerzijds op verzoek van Van Wieringen een schip, HD 220 te regelen waarop de twaalf mannen in die nacht in de haven van Scheveningen konden worden ingescheept voor vertrek, terwijl De Jong anderzijds de Duitse handlangers Marten Slagter en Leo Poos van dit vertrek op de hoogte stelde. De schepelingen werden dan ook gearresteerd en via het 'Oranjehotel' te Scheveningen gedeporteerd naar verschillende Duitse concentratiekampen.[12]
Het verraad bij Col de Portet-d'Aspet, waarbij een konvooi van 24 vluchtelingen - waaronder Engelandvaarders - werd verraden en overvallen, is wel In de publicatie van Agnes Dessing opgenomen.[13] De meeste Engelandvaarders werden afgevoerd, waarvan er minsten zeven in een concentratiekamp omkwamen. Een klein aantal, waaronder Vic Lemmens, Han Langeler, Sam Timmers Verhoeven en Chris van Oosterzee, zag kans te ontsnappen. Op de Col is ter nagedachtenis van de moedige Franse berggidsen en de slachtoffers van het verraad een monument opgericht.
Bram van der Stok, de succesvolste Nederlandse gevechtspiloot uit de Tweede Wereldoorlog, ontsnapte samen met Bodo Sandberg en vier andere Engelandvaarders uit het krijgsgevangenenkamp Stalag Luft III. Ze wisten de auto van de kampcommandant te stelen. Veel anderen vonden in een kamp de dood, slechts enkelen keerden na de bevrijding terug naar Nederland.
Gedenken
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]In Scheveningen is een plaquette die herinnert aan de landingen die Engelandvaarders maakten. De plaquette was zeer vervuild en werd in 2008 door de gemeente Den Haag schoongemaakt. De tekst is in het Engels en herinnert aan de activiteiten van Erik Hazelhoff Roelfzema, Chris Krediet en Peter Tazelaar in 1941 en 1942. De plaquette is bevestigd op de reling van de boulevard, ter hoogte van het Kurhaus, waar zij verschillende landingen uitvoerden om radio-apparatuur aan land te brengen. Zo kon contact verbeterd worden tussen de Nederlandse regering in Londen en het verzet in Nederland. De plaquette is op 24 april 2003 onthuld door de voorzitter van de Stichting Genootschap Engelandvaarders, de generaal-majoor R.W. Hemmes en Erik Hazelhoff Roelfzema, en is ook een eerbetoon aan alle andere Engelandvaarders.
Voor wat betreft het Englandspiel (zie afbeelding hiernaast) het volgende. Dit werd niet uitsluitend verpersoonlijkt door lieden uit de rijen der Engelandvaarders zoals door sommigen wel wordt verondersteld. Vast staat wél dat aantallen hunner bij dit spionage-netwerk betrokken zijn geweest en daarbij door verraad het leven hebben gelaten.
Sinds juni 2017 staat bij de Boulevard in Katwijk aan Zee een monument voor Engelandvaarders, met een door Jurriaan van Hall gemaakt beeld Freedom Forward van twee mannen in een kano.
Museum
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]Op 4 september 2015 wordt het Museum Engelandvaarders[14][15] in Noordwijk geopend op initiatief van Jos Teunissen van Erfgoed Leidschendam en Engelandvaarder Eddie Jonker, die in 1943 per bootje naar Engeland ging en vervolgens bij de RAF kwam. Het museum is in een voormalige munitiebunker van het Atlantikwall complex aan de Bosweg. Het Atlantikwall Museum Noordwijk gebruikte deze bunker eerder, maar is verhuisd naar bunkers die iets verderop liggen.
Literatur
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]- Agnes Dessing: Tulpen Voor Wilhelmina: De geschiedenis van de Engelandvaarders. Bert Bakker, Amsterdam 2005, ISBN 978-90-351-2640-4.
- Jan Bruin en Jan van der Werff: Vrijheid achter de horizon. Engelandvaart over de Noordzee 1940/1945. ISBN 90 410 05943 (1998)
- Frank Visser: De Schakel, de geschiedenis van de Engelandvaarders, ISBN 90 235 8094 X. (1976)
- Geschiedkundige Vereniging Die Haghe Jaarboek 2011. Verraad in Scheveningen Piet Spaans. Blz.112 e.v. ISSN 0923-2931 (2011)
- Maarten Cieremans "De ene voet voor de andere, Verhaal van een Engelandvaarder die geheim agent werd." ISBN 90 261 0697 1. (1994)
- Wij zijn niet bang, tenminste, niet erg. Het Engelandvaardersdagboek van Daniël de Moulin H. Faber & P. Stolk (Eds.) (2006, Stichting DdM. 2015, DdM Works) ISBN 978 90 90 204697
- Spion van Oranje. Het oorlogsverhaal van Engelandvaarder Bram Grisnigt. Bram de Graaf. 2016. ISBN 978 90 263 35396
- Megan Koreman: "Gewone Helden - De Dutch-Paris ontsnappingslijn 1942-1945", Boom uitgevers Amsterdam ISBN 9 789058 755568 (2016)
- Eduard Jacob Rosen Jacobson: De Sprong, Herinneringen 1940 - 1945. ISBN 9789082164312. Uitgeverij Verloren te Hilversum, 2015. Het oorlogsverhaal van de vlucht uit Nederland in 1942 van 2 Joodse broers, de levensreddende sprong uit een trein, en na vele omzwervingen de aankomst in Engeland.
- Eddy de Roever: "Zij sprongen bij maanlicht". De geschiedenis van het Bureau Bijzondere Opdrachten en de Agenten Londen 1944 - 1945. ISBN 9060453891 1985
Weblinks
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]- UVA: Mislukte pogingen
- engelandvaarders1940-1945.nl
- http://www.allesoverscheveningen.nl/verhalen. De Duitsche dienstbode. Piet Spaans
- http://www.allesoverscheveningen.nl/verhalen. Audio-verhaal Engelandvaarder Hugo van Roon. ISBN 9789081544221, 2004. (Karel Kulk)
- http://www.allesoverscheveningen.nl/verhalen. Audio-verhaal Engelandvaarder Krijn Kleijn. ISBN 9789081544221, 2004. (Karel Kulk)
- Engelandvaarder Adrie Pronk, Van vissersjongen tot Marineman. ISBN 9789081544214. 2010. (Karel Kulk)
- Engelandvaarders, dvd van de presentatie audio-cd-verhalen Hugo van Roon en Krijn Kleijn. ISBN 9789081544245, 2005. (Karel Kulk)
- Video van de presentatie cd Engelandvaarders door burgemeester W. Deetman. http://www.allesoverscheveningen.nl/verhalen/view-verhaal.php?id=8706
Einzelnachweise
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]- ↑ Agnes Dessing: Tulpen Voor Wilhelmina: De geschiedenis van de Engelandvaarders. 1. Auflage. Bert Bakker, Amsterdam 2005, ISBN 978-90-351-2640-4, S. 176–177.
- ↑ Dat de IJM 118 tot de categorie 'Spionageloggers' zou behoren is niet aantoonbaar gebleken
- ↑ a b Machiel en Pieter Grootveld zijn geen familie van elkaar
- ↑ [1] Beatrice
- ↑ Tulpen voor Wilhelmina. Proefschrift A.M.F. Dessing (2004). ISBN 9035126408. Deel 3. Naar Engeland. Blz. 102 - 105
- ↑ Zie noot 6
- ↑ Zie Lijst van Engelandvaarders
- ↑ Zowel datum als plaats van aankomst zijn in enkele publicaties onjuist vermeld
- ↑ De schipper, die lange tijd werd verdacht van collaboratie met de bezetter, werd na 1945 na onderzoek gerehabiliteerd. Zie de errata bij de uitgave Tulpen voor Wilhelmina, eerste zin.
- ↑ De in de errata - zie noot 10 - veronderstelde onbekendheid van Piet Grootveld Sr. met het gegeven 'spionageloggers' is volgens de Scheveningse amateurhistoricus Piet Spaans nadrukkelijk onjuist. Pieter Grootveld Sr. had volgens Spaans voorafgaand aan zijn vertrek met de KW 110 drie ontmoetingen met Strauch waarvan één in bijzijn van - en kennismaking met de vertrouwensman (V-Mann) Dijkstra. N.A. Dossier inv.nr. 62742. Betreft bijlage brief B.N.V. 19.10.1946, nrs. OD/D 5295/46 en D 6601.
- ↑ [2] Piet Spaans, De verdwijning van de spionagelogger KW 110, verhaal op de website Alles over Scheveningen
- ↑ Piet Spaans: Jaarboek 2011. Geschiedkundige Vereniging Die Haghe. Verraad in Scheveningen. Blz.112 e.v. ISSN 0923-2931 (2011).
- ↑ Vorlage:Citeer boek
- ↑ Website Museum Engelandvaarders
- ↑ 'Engelandvaardersmuseum geopend'. In: Website De Telegraaf, 16 juli 2015