Benutzer:Frater Faelan/Das Buch für unsere Zeit
Das Buch für unsere Zeit, mit dem Untertitel Die Offenbarung Johannis für die Gemeinde erklärt nl:Het Boek voor onze(n) Tijd - De Openbaring van Johannes leesbaar voor de Gemeente ist eine Auslegung der een verklaring van de Offenbarung des Johannes. Als Erstausgabe 1872 herausgegeben wurde es auf Grundlage von Notizen von Apostel Friedrich Wilhelm Schwarz von Dr. Groenewegen geschrieben. Die fünfte (überarbeitete) Ausgabe kam 2005 heraus, wird aber nur noch von einer kleinen apostolischen Gruppe wertgeschätzt.
Geschichte des Buches
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]Vor dem ersten Druck wurde 1871 ein vollständiger Probedruck bei Y. Rogge in Amsterdam herausgegeben. 1872 erschien die erste Ausgabe in losen Lagen bei B.H. Blankenberg jr. in Amsterdam in einer kleinen Auflage. Eine zweite Auflage erschien 1894 bei Posthume in Wolvega. Trotz einer starken Zunahme der Anzahl Apostolischer in dieser Zeit war wenig Nachfrage vorhanden, so dass man 1901 dazu überging das Buch für eine Drittel des ursprünglichen Preises auszuverkaufen.
1949 wurde im Auftrag der Hersteld Apostolische Zendingkerk eine Dritte Auflage bei Hollandia in Baarn in einer Auflage von 1900 Stück hergestellt, in der lediglich die Rechtschreibung modernisiert war. Die meisten Mitglieder der HAZK besassen seinerzeit das Buch, kaum jemand hat es wohl gelesen. 1982 wurde eine vierte Auflage herausgegeben (ISBN 9060451368), von der ein Grossteil verbrannte. 2005 gab der Verlag der HAZK 'De Kandelaar' eine fünfte Ausgabe heraus, in die Hinweise des ursprünglichen Werkes im Text hinzugefügt wurden. Weiterhin wurde die scharfe Verurteilung der römisch-katholischen Kirche durch den Autor abgeschwächt.
Die deutsche Übersetzung
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]Im letzten Jahrzehnt des neunzehnten Jahrhunderts erschien auch in Deutschland eine Übersetzung des Buches, die bei W. Bertelsmann in Gadderbaum gedruckt wurde. Die Lagen waren auch regelmäßig an die deutsche Gemeinde von Apostel Menkhoff in Bielefeld gesandt worden. Dieser, so schrieb er später in der von ihm herausgegebenen Monatszeitschrift 'Der Herold', übersetzte selber die monatlichen Lagen in Hochdeutsch, so dass sie Stück für Stück wöchentlich der Gemeinde in Bielefeld vorgelesen werden konnten.
Jedoch war die Übersetzung nicht darüber hinaus in Deutschland verbreitet, auch nicht unter den Amtsträgern. Das zeigt eine Erklärung eines der ersten Bekehrten und Amtsträgern, dem späteren neuapostolischen Stammapostel Niehaus, der eine niedrige Bildung besaß und deshalb weder Hochdeutsch noch Niederländisch sprach. Niehaus bekam recht früh die Lagen in die Hand, schrieb jedoch später in seiner Autobiographie, dass er nur wenig davon verstanden hatte, da die Lagen auf Niederländisch abgefasst waren. Zwar hielt Menkhoff etwa zehn Jahre später, ca. 1881, noch einige dieser Lesungen in der Gemeinde in Hamburg, aber dabei blieb es auch.
Die vielen hundert Mitglieder in den übrigen deutschen apostolischen Gemeinden wussten weiter nichts über das Buch für unsere Zeit. De vele honderden leden in de overige Duitse Apostolische gemeenten wisten dus verder niets van het bvot af. Pas in 1888 en 1889 plaatste Menkhoff in zijn maandblad enkele verklaringen van de Openbaring van Johannes, die gebaseerd waren op het bvot en vooral handelden over de twee getuigen uit hoofdstuk 11. Pas dáárna, dus in het laatste decennium van de negentiende eeuw, werd Menkhoffs vertaling van het bvot tenslotte in druk uitgegeven bij W. Bertelsmann, dezelfde drukker die ook Menkhoffs maandblad drukte en die inmiddels van Bielefeld naar Gadderbaum was verhuisd. Omdat het pas na bijna twintig jaar - en toen nog maar matig - verspreid werd in het Duitse taalgebied, mag men dus gerust concluderen dat het bvot daar niet bijzonder hoog stond aangeschreven.
In september 1975 werd vanuit de Apostolische Sendungskirche te 'Arnheim' nog een facsimile-herdruk van de eerste Duitse druk uitgegeven.
Inhoud
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]Volgens de opvattingen die in het BvoT beschreven worden, doorloopt de geschiedenis van kerk en wereld vanaf de opstanding van Christus tot aan het einde der tijden zeven opeenvolgende perioden van elk ongeveer 300 jaar, waarbij de laatste periode 'ingekort' wordt. Deze perioden zouden op zinnebeeldige wijze beschreven zijn in zowel de zeven brieven aan de gemeenten in Klein-Azië, als in de zeven zegelen, de zeven bazuinen en de zeven fiolen (schalen). De eerste periode wordt volgens deze opvatting dus beschreven in de brief aan de engel van de gemeente te Efeze, het openen van het eerste zegel, het blazen van de eerste bazuin en het uitgieten van de eerste fiool. De naam van de gemeente zou daarbij iets zeggen over het karakter van de desbetreffende periode en de overgang van de ene naar de andere periode zou steeds gepaard gaan met een bijzondere gebeurtenis. Er wordt echter nergens in het bvot uitgelegd waarop deze visie gebaseerd is of door gerechtvaardigd wordt.
Kritische kanttekeningen
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]De HAZK stelt sinds de 4e druk van 1982 dat de exegese van de schrijver een geheel oorspronkelijke is. En ook: "Niets is van anderen overgenomen. Daardoor kunnen wij spreken van een uniek boekwerk."
Een aantal hoofdlijnen zijn echter gebaseerd op het boek "Het Godsplan" van apostel Sitwell uit de Katholiek Apostolische Kerk, waaruit apostel Schwartz afkomstig was en er ook onderwezen was. In Sitwells opvattingen waren weer invloeden merkbaar van Edward Irving, die op zijn beurt een groot gedeelte van zijn opvattingen ontleend had aan de geschriften en opvattingen van James Hatley Frere met wie hij in nauw contact stond. Het principe van 'periodisering' werd bovendien al meerdere eeuwen ook door andere auteurs toegepast, onder wie Isaac Newton - wiens 'Aantekeningen over de Openbaring van Johannes' (1757) weer gebaseerd zijn op bijbelverklaringen van voorname Engelse godgeleerden - die de brieven aan de zeven gemeenten in Klein-Azië al verklaart als zeven opeenvolgende perioden uit de kerkgeschiedenis.
Inhoudelijke bezwaren
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]Nergens in het BvoT wordt onderbouwd waarop het genoemde systeem van periodisering gebaseerd is, het blijkt volstrekt willekeurig te zijn en gespeend van elke bijbelse basis. Dat geldt ook voor een aantal van de gebeurtenissen die de volgens de auteur overgang van de ene naar de andere periode markeren. Bovendien is ook een aantal vertalingen van de namen van de zeven gemeenten onjuist, zodat, ook als het systeem wél zou deugen, met de karakterisering van die periodes de plank dus evengoed misgeslagen wordt.
Wanneer men anderzijds, los van het bvot, hoogst ingrijpende gebeurtenissen uit de geschiedenis van de christelijke kerk op zich laat inwerken, blijkt dat deze door de auteur van het bvot geheel over het hoofd gezien zijn. Dit geldt in het bijzonder de totale verwoesting van de Byzantijnse kerk - de kerk zoals die in de tijd van de apostel Johannes bestond! - onder de islam. Dit komt omdat de auteur vanuit zijn eigen (Europese) standpunt naar de openbaring heeft gekeken, en niet vanuit de betekenis die de openbaring in de tijd van Johannes heeft gehad.
De Openbaring van Johannes is, net als andere bijbelse profetieën, naar de opvatting van de Joodse apostelen (vgl. 2 Petrus 1:20) geen boek waaraan naar willekeur verklaringen verbonden kunnen worden alsof het het boek van Nostradamus betreft, waarin elke uitlegger met een beetje fantasie de gebeurtenissen uit zijn eigen tijd met terugwerkende kracht kan inleggen, zoals ook de auteur van het bvot heeft gedaan.
Bezwaren tegen het auteurschap van Schwartz
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]Er bestaat ernstig verschil van mening over het auteurschap van het Boek voor onze tijd. In het nawoord van het BvoT staat vermeld dat Schwartz een begin van het boek in het Duits had opgesteld en daarnaast wat notities had aangeleverd, die door de Nederlandse auteur, Dr. Groenewegen, waren uitgewerkt en aangevuld. Dat was onder meer verklaarbaar omdat Schwartz het Nederlands toen nog onvoldoende beheerste om uitgebreide en ingewikkelde teksten op te stellen. Het auteurschap van Groenewegen wordt bevestigd door een advertentie voor het BvoT die rond de eeuwwisseling geplaatst was in het nieuwapostolische periodiek De Zevende Bazuin, het bijvoegsel van Krebs' Wächterstimme aus Ephraim. Daarnaast wordt Groenewegens auteurschap ook voortdurend bevestigd in de tekst zelf, want op vele plaatsen, o.m. in het voorwoord, blijkt dat Groenewegen (in de 'wij'-vorm) aan het woord is en niet Schwartz.
In de Hersteld Apostolische Zendingkerk II wordt het BvoT zonder enige reserve toegeschreven aan apostel F.W. Schwartz. In de oorspronkelijke Hersteld Apostolische Zendingkerk wist men echter nog dat het BvoT vrijwel geheel van de hand van Dr. Groenewegen is, zoals wordt beschreven in het boekje Een halve eeuw van strijd. Diens auteurschap blijkt ook onomstotelijk uit de titel van een ander boekje, namelijk: De leer van het christelijke geloof zoals dit was in de eerste eeuw der Kerk (Gemeente) van Jezus Christus en weder worden zal, Wolvega, z.j. Dit heeft als vermelding van de auteur: Door den schrijver van het boek voor onzen tijd.
Vreemd genoeg was het boekje zowel in de hazk als de nak volslagen onbekend en werd het ook nooit in lijstjes met apostolische uitgaven vermeld. De inhoud geeft ons echter belangrijke aanwijzingen over de auteur. Bij de tiende stelling staat namelijk nadrukkelijk vermeld dat de geloofsbelijdenissen van Nicea en Athanasius worden afgewezen. Uit de toegevoegde opmerkingen bij deze stelling blijkt bovendien dat de auteur sabelliaanse opvattingen had (God is slechts één Persoon, met steeds verschillende maskers). Deze leer geldt in de christelijke kerk al sinds de eerste eeuwen als ketters. Van apostel Schwartz is bekend dat hij er ook een fel tegenstander van was en meerdere priesters wegens dergelijke ketterse opvattingen heeft geschorst.
Uit een bewaard gebleven predikatie van 1874 blijkt onomstotelijk dat Schwartz de algemeen christelijke leer van de Goddelijke Drie-eenheid geheel onderschreef en net als in de Katholiek Apostolische Kerk de credo's van Nicea en Athanasius zonder enige reserve accepteerde. Groenewegen werd echter door de Haarlemse herder N.J. Verkruisen Sr. in één adem genoemd met andere, door Schwartz tegen het eind van zijn leven wegens dwaalleer over de Godheid van Christus geschorste priesters. Hij vertelde bovendien dat Schwartz verhinderd had, dat Groenewegen en profeet Vleck een boekje lieten drukken met zo'n dwaling. Blijkbaar had Groenewegen nadat hij met Schwartz had gebroken en zijn boekje alsnog had uitgegeven, door de manier waarop hij zichzelf als auteur omschreef, een beetje willen treiteren door die ketterse leer voor de slechte verstaander in verband te brengen met Schwartz.
De enige redelijke conclusie is dan ook dat Dr. Groenewegen de auteur van dit boekje is. Het is echter door HAZK-uitgeverij 'De Kandelaar' opnieuw uitgegeven onder de gewijzigde titel De 100 stellingen van apostel Schwartz. Maar waar de harde feiten erop wijzen dat Groenewegen de auteur van 'de 100 stellingen' is, is hij dat bovendien en onontkoombaar ook van het BvoT.
Wie was Dr. Groenewegen?
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]De vader van Dr. Groenewegen was de ook in Duitsland bekende dominee Groenewegen uit Harlingen, Evangelisch-Luthers predikant en later stichter van de Oud-Lutherse gemeente te Amsterdam, die bijeen kwam in het zgn. Perzische kerkje aan de Kromboomsloot. Na de dood van Ds. Groenewegen in 1865 werd de gemeente geleid door de magazijnbediende Pogge, die door ds. Groenewegen min of meer was opgeleid tot hulppredikant.
In 1869 was contact ontstaan tussen Schwartz en de Oud-Lutherse Gemeente aan de Kromboomsloot. In datzelfde jaar kon Schwartz de Perzische kerk huren, hetgeen de toorn opwekte van 'dominee' Pogge, die zich prompt verbond met de boze geschorste Apostolische diaken IJsbrand Smit. Nog in juli van datzelfde jaar werd de zoon van dominee Groenewegen, die arts was, samen met zijn zoontje door apostel Schwartz verzegeld ten huize van profeet Ansingh en mogelijk volgden ook anderen. Zo zijn er berichten dat de vrouw van de 'busman' en 'bankbewaarder' H. Benard van de Oud-Lutherse Kerk met een kwaal bij Schwartz was geweest. Zij was echter niet genezen en had zich ook niet laten verzegelen, hetgeen haar man per advertentie in een dagblad had medegedeeld, in reactie op de bewering in een boekje van Y. Smit dat de oud-lutherse Benard zich door apostel Schwartz had laten verzegelen.
Na overleg met Schwartz werkte Dr. Groenewegen sinds die tijd dus aan het Boek van onzen tijd, waarvan in 1871 een eerste katern als proefaflevering verscheen. Opvallend is dat in deze proefaflevering werd gemeld dat de Heer ook elders het 4-voudige ambt had geschonken, en wel bij de Mormonen. Dat kon apostel Schwartz natuurlijk nooit zelf geschreven hebben, aangezien de Mormonen als satanische imitatie van het apostolische werk beschouwd werden. Schwartz had de proefdruk blijkbaar niet vooraf gelezen en teveel op Groenewegen vertrouwd. In de definitieve uitgave van het bvot in 1872 is dit gegeven alsnog geschrapt.
Naarmate het werk eraan vorderde, verschenen het gehele boek stapsgewijs vanaf 1872 in losse afleveringen. Waar de theologische diepgang een theologisch onderlegde auteur verraadt, is het zelfs mogelijk dat de hoofdzaak van het bvot geschreven was door ds. Groenewegen, de vader van de arts. Dr. Groenewegen heeft in dat geval de gegevens van zijn vader de dominee dan gecombineerd met de aantekeningen die Schwartz had aangeleverd vanuit de Katholiek Apostolische Kerk.
Übersetzung des nl-Wikipedia Artikels
Externe link
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]Literatuur
[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]- Dr. Groenewegen: Het Boek voor onze tijd, (Uitgeverij 'De Kandelaar'), Utrecht 2005 (5e druk) - ISBN 90-807259-2-7
- De leer van het christelijke geloof zoals dit was in de eerste eeuw der Kerk (Gemeente) van Jezus Christus en weder worden zal - Door den schrijver van het boek voor onzen tijd, Wolvega, z.j.
- C.G. Reemer: Wie was Dr. Groenewegen?; Haarlem, z.j.